Milieubeschermer Terje wordt in zijn ziekenhuisbed omringd door degenen die het dichtst bij hem staan: zijn moeder, zijn zus, zijn vrouw en zijn dochter. Vanaf hier voert het verhaal de lezer mee terug naar het begin, tot in Terje’s vroege kindertijd, naar grote en kleine gebeurtenissen die hem hebben gevormd tot wie hij is geworden. Want zoals Søren Kierkegaard schreef kan het leven, dat we voorwaarts moeten leven, alleen achterwaarts worden begrepen.
Terje houdt zich in zijn baan bij natuurbeheer vooral bezig met bedreigde insecten, amfibieën, bloemen en planten. Een kleine verandering in het leefgebied van een soort, een verstoring van het evenwicht tussen twee organismen, kan ergens anders in de voedselketen onvoorstelbare gevolgen hebben. De geleidelijke vernietiging van de natuur en de ecosystemen die hij om zich heen ziet, vindt weerklank in Terje’s eigen persoonlijke ineenstorting.
Stap voor stap volgen we Terje terug in de tijd, door een huwelijk vol liefde en strijd, en naar de moeilijke relatie met zijn overspannen moeder, zijn wanhopige zus en zijn afwezige vader. In een meesterlijke dialoog onthult Tiller het spectrum van emoties dat zich verborgen houdt in de meest alledaagse momenten en ontmoetingen.