Julius is een jonge Bataaf, de zoon van een hogepriesteres. Zij heeft hem verteld dat zijn vader een god is. Deze gedachte maakt hem natuurlijk zeer trots. Hij gaat op zoek naar de geschiedenis van zijn familie en zijn volk. De antwoorden die hij vindt, stellen hem voor moeilijke keuzes. Kan verraad eervoller zijn dan trouw? Moet hij dienst nemen in het leger van de Romeinen, zoals het een goede Bataaf betaamt? Tussen het getob en geruzie door gaat Julius op rooftocht, komt hij een mallotige koning tegen en heeft hij - min of meer bij toeval - een bepalende stem in de stichting van de stad Nijmegen.