Vriens wandelt hier al bijna zijn hele leven lang. Hij liep er als zestienjarige rond met zijn eerste vriendinnetje, dat hij toen nog niet durfde te kussen, huilde er om de dood van zijn broer en speelde er verstoppertje met zijn (klein)kinderen. In de jaren zeventig, als leraar in Amsterdam, nam hij zijn leerlingen mee ernaartoe op schoolkamp; voor die Randstedelijke bleekneusjes was het bos een groot sprookjeswoud.
Het dassenpad is een wandeling in weemoed, langs mergelgrotten, kiezelkuilen, miauwende buizerds en gestreepte nachtbrakers.