In deze roman weet Georges Rodenbach (1855-1898) door het schilderen van de wisselende gemoedstoestanden van Hugues Viane, een weduwnaar die in het Vlaamse ‘Venetië van het Noorden’ de gelijkenis zoekt met zijn overleden vrouw, een obsederende liefde tot leven te brengen.
Troost vindend in het labyrint van straatjes en grachten, dwalend op de klank van klokken en de beiaard, ontmoet Viane een jonge danseres waarin hij de herrijzenis van zijn vrouw ziet.
Als een moderne Orpheus meent hij zijn vrouw uit de dood te hebben teruggehaald, maar ook Hugues raakt verwikkeld in een tragedie die leidt tot een ijzingwekkend slot.
‘Rodenbach zong de lof van Brugge, omdat hij vond dat zij van alle steden ter wereld het meest in overstemming was met zijn zin voor weemoed.’
– Émile Verhaeren