Zomer in Zaventem. Vliegtuigspotters zwaaien naar opstijgende Boeings. In het hoge gras rond het vliegveld zwermen strontvliegen boven het lichaam van een meisje. Het dode meisje. Haar polsen zijn op haar rug bijeengebonden met een springtouw met gelakte, houten handgrepen. Uit twee mooi ronde kogelgaten in het dak van haar schedel gulpt een geiser van bloed, niet rood als ketchup maar donker en smeuïg als Luikse siroop.
Net als in zijn twee vorige boeken laat Stan Lauryssens Eddy Thielemans aanrukken, hoofd van de Cel Vermiste Personen. Eerste vraag: wie is het meisje? Tweede vraag: waarom is ze vermoord? Derde vraag: wie heeft het gedaan? En alsof dat nog niet genoeg is, blijkt de moeder van het dode meisje vermist en krijgt Thielemans af te rekenen met zwaar onweer binnen zijn team. Het dode meisje is het derde en laatste deel van Lauryssens verdwijningstrilogie.