In 1643 lijdt Roberto de la Grive, een Italiaanse edelman, schipbreuk. Hij spoelt meer dood dan levend aan tegen de boegspriet van een Hollandse schip, de Daphne, dat in een baai van een eiland in de Stille Zuidzee voor anker ligt. Aan boord van het schip bevinden zich vreemde dieren, planten, instrumenten en machines. Verder lijkt het verlaten. Het feeërieke eiland is onbereikbaar. De sloep is weg en Roberto de la Grive kan niet zwemmen. Hij is gedoemd aan boord te blijven.