Een echec, een nederlaag, een afranseling – of hoe noem je zoiets? Arnoud van Adrichem overkwam het. In de verzengend hete zomer van 2018 verklaarde de rechter het bedrijf waarvoor hij jaren werkte failliet. Stapels loonvorderingen, herinneringen, aanmaningen, ingebrekestellingen en dwangbevelen belandden op zijn bureau dat ondertussen getaxeerd werd voor een executieveiling. Van Adrichem is natuurlijk lang niet de enige die ooit een faillissement heeft mee gemaakt – in Nederland gaan jaarlijks duizenden bedrijven op de fles – maar hij beschikt over de woorden om de schuldeisers terug te schrijven. In ‘Het failliet’, dat losjes is geconstrueerd als een filmreportage, toont de dichter ons de weke delen van de gefailleerde en zwemt de schuld als een witte haai uit zijn mond. De rechter mag het bedrijf dan wel failliet hebben verklaard, Van Adrichem heeft zelf ook nog de nodige vorderingen uitstaan. En rekeningen te vereffenen. Net als in zijn derde bundel ‘Geld’ toont Van Adrichem ons de poëzie van de economie.