In zeven in elkaar overlopende cycli beschrijft Fleur Bourgonje een uit elkaar vallende werkelijkheid: de samenhang tussen woning en bewoner wordt gesloopt. Ontreddering en ontheemding zijn het gevolg. Dichtbij – het eigen huis – en ver weg, waar oorlogen hele steden in puin leggen en de bewoners dwingen tot een nomadenbestaan.
Voor de verjaagden ver weg is een stationshal, tenten of boot de vervangende woning. Voor de dichter is dat de taal. De taal als blijvend huis – en als tegenwicht tegen het geweld van geweer en moker.