Twee jaar woonde Jannie Regnerus in Mongolië. Ze leefde in de grauwe hoofdstad Ulaanbaatar en was te gast bij nomadenfamilies op het kleurrijke platteland, zowel op de steppe als in de Gobi-woestijn. Ze beleefde avonturen die zich alleen dáár kunnen afspelen. Later verbleef ze een jaar in Japan en raakte gefascineerd door het schijnbare contrast tussen een bevolking die technologie als vanzelfsprekend omarmt en tegelijkertijd leeft met goden en geesten en magische rituelen in stand houdt. In deze bundeling, die zowel De volle maan als beste vriend als Het geluid van vallende sneeuw bevat, kijkt de lezer door de ogen van Jannie Regnerus en ondergaat dezelfde betovering die haar destijds overkwam.