Uit deze tijd, tussen 1946 en 1956, stammen de aantekeningen die hij van zijn tochten maakte. Ze zijn bewaard gebleven in een manuscript van ruim tweehonderd losse blocnotevellen, tweezijdig beschreven, en werden postuum uitgegeven als Natuurdagboek. Het geluk van in Amsterdam te leven bevat een ruime keuze uit dit Natuurdagboek, met de verslagen van de wandelingen die de auteur in en rond de hoofdstad maakte. Nu eens zakelijk en summier, dan weer persoonlijker en soms zelfs uitgesproken lyrisch. Maar steeds getuigt Nescio van zijn tevredenheid te leven in zijn dierbare Amsterdam. Hij hield van het Nederlandse landschap, met zijn vele torens als bakens op de horizon, maar voelde zich ook stedeling en Amsterdammer. Steeds weer kwam hij tot dezelfde slotsom: ‘Wien, Wien, ja du allein’.