De randbewoners van het Zoniënwoud, dat vroeger tot aan de poorten van Brussel reikte, hebben van ouds het donkere houtgebied voor een goddelijke voorzienigheid gehouden, waarop zij vanzelfsprekend levensrechten hadden. Hierdoor kwamen zij voortdurend in opstand tegen alle houders van wettelijke macht. Teirlinck vertelt hoe alhier rondom de kleine boskapel van Onze-Lieve-Vrouwe-Welriekende in 1343 door een vreemde geweldenaar een nieuwe gemeente werd gesticht. Van de XIVde eeuw tot omstreeks 1950 wordt het wel en wee van deze nederzetting met krachtige hand geschilderd.