Jonas neemt deel aan een expeditie naar de top van de Mount Everest. Tijdens de verschillende etappes van de beklimming en in de 'zone des doods' laat hij - geteisterd door zuurstofgebrek en plotselinge weersveranderingen - zijn leven de revue passeren.
Hij is samen met zijn tweelingbroer en zijn beste vriend opgegroeid bij Picco, de 'boss', die in allerlei dubieuze zaakjes was verwikkeld en een onmetelijke rijkdom had vergaard. De jongens zijn dapper, nieuwsgierig en onafscheidelijk - en ze kunnen zich letterlijk alles veroorloven. Maar op een dag wordt de kinderlijke idylle wreed verstoord.
Daarmee begint voor Jonas een eindeloze zoektocht: hij reist naar Montevideo, Auckland, Tokio, Oslo, Rome ... Tot hij op een dag Marie tegenkomt en beseft wat hij mist.
Het bizarre wordt hier normaal, de laatste zekerheden verdwijnen ,maar de drang naar leven is niet te stillen.