Als Lenneke twaalf jaar is, wordt ze seksueel misbruikt door haar opa. Omdat Lenneke er niet met haar familie over kan praten, probeert ze dat met de rest van het dorp. Ook met Rinke, die al langer weet dat er ‘iets’ met Lenneke is – en dat het hele dorp dat ook weet, vindt of voelt. Terwijl Lennekes opa, de dader, zijn leven weer oppakt na zijn veroordeling, wordt Lenneke door het dorp gemeden. Hoe kan dat?
Dat is de vraag waar Rinke Verkerk, inmiddels journalist, twintig jaar later wakker van ligt. Om die vraag te beantwoorden, zoekt ze contact met Lenneke en reconstrueert ze haar verhaal. En dat van haar familie, haar omgeving en andere betrokkenen. Het resultaat is een aangrijpend boek dat laat zien dat er bij seksueel kindermisbruik altijd drie partijen zijn: de dader, het slachtoffer én de omstanders. En dat we de menselijke neiging om weg te kijken bij kindermisbruik kunnen doorbreken. Hard nodig, want gemiddeld zitten er in elke basisschoolklas één of twee Lennekes.