'Meneer Marlowe', zei ze, 'ik ben een vrouw die weet wat ze wil. Maar laat u zich daar niet door intimideren. Want als ik u al kan intimideren, zal ik niet veel aan u hebben'. Ik knikte en liet het daarbij. Plotseling begon ze te lachen en toen boerde ze. Het was een beschaafd licht boertje, niet zo'n opzichtige, en hij werd met een ontspannen nonchalance gebracht. 'Mijn astma', zei ze onverschillig. 'Ik drink die wijn als medicijn. Daarom heb ik u ook niets aangeboden'. Ik sloeg mijn benen over elkaar. Ik hoopte dat het geen kwaad zou kunnen voor haar astma.