Eind jaren twintig: Gaspard en Justine treden in het huwelijk in Appelterre-Eichem, een dorp in Oost-Vlaanderen. Hij heeft een goede baan bij de Belgische spoorwegen, zij is onderwijzeres. Maar Justine blijkt een afkeer te hebben van de lichamelijke liefde en krijgt na de geboorte van haar twee kinderen, waarvan de tweede kort na geboorte sterft,
te kampen met depressies. Gaspard leert leven met de afwisselend neerslachtige en opgewekte buien van zijn vrouw en hij vindt troost in het zien opgroeien van hun dochter, Adèle. In de woelige oorlogsjaren ontmoet hij een weduwe die hem de warmte en de genegenheid biedt waar hij zo naar hunkert. Maar tot een scheiding met Justine komt het niet, ook niet nadat zij de relatie heeft ontdekt. In deze korte, keel-dichtsnoerende roman vertelt Christine Van den Hove over twee mensen die elkaar vreemd zijn en ondanks alles toch samenblijven. Is het enkel door het taboe op echtscheiding? Of is er meer aan de hand?