Dit boek doet het positieve beeld van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie wankelen. Geschiedschrijving behoort onafhankelijk te zijn; geen speelbal van belangen. Het NIOD is een van Nederlands befaamdste historische instituten. Het doet onder meer onderzoek in opdracht van de regering. We nemen voetstoots aan dat de research op het NIOD onafhankelijk is, maar is dit wel zo?
In de zeventien jaar, van 1993 tot 2010, dat onderzoeker Gerard Aalders verbonden was aan Het Instituut waren de resultaten van zijn onderzoekswerk niet iedereen welgevallig. Geen middel, intimidatie, roddel noch achterklap, liet Den Haag onbenut om zijn zin door te drijven. Aalders kreeg vijfmaal een spreekverbod opgelegd.
Zo vertelt Aalders over de onfrisse rol van oud-minister Jos van Kemenade, de bemoeienissen van Wim Kok en zijn hoogste ambtenaren, de manipulaties van CDA-prominent Piet Steenkamp en de leugens van Mark Rutte in de kwestie Edwin de Roy van Zuydewijn. De leiding van het NIOD ging evenmin vrijuit. Meer dan eens lieten directie en bestuur de oren hangen naar Haagse wensen.
Niet alleen Den Haag wilde Aalders tot zwijgen te brengen, ook prins Bernhard trachtte rechtstreeks of via de minister-president, Aalders zijn wil op te leggen. Toen deze standvastig bleef, moest Aalders dat bezuren.
Zo stond de vrijheid van onderzoek menigmaal onder druk. Gerard Aalders aarzelde lang of hij dit boek zou schrijven. Uiteindelijk concludeerde hij dat het beleid van onafhankelijke directies, die zich keer op keer toch lieten overrompelen door ‘Den Haag’ en het koningshuis, niet onbesproken mocht blijven.
Sinds zijn pensionering is voor Gerard Aalders de weg vrij zijn relaas te doen over zijn veelbewogen, maar zeker ook prachtige jaren op het NIOD.
Gerard Aalders was onderzoeker bij het NIOD. Hij schreef talloze artikelen en ruim twintig boeken over o.a. roof en rechtsherstel, kartels, inlichtingendiensten, economische oorlogsvoering, de Bilderbergconferenties, prins Bernhard en koningin Wilhelmina.
Onder de visual:
De prins wilde even lekker uitrazen; in tegenspraak had hij geen zin. Wie weet wat hij er nog allemaal zou uitflappen, dus ik luisterde aandachtig. Zijn redenering dat hij geen NSDAP-lid kon zijn geweest, kwam er min of meer op neer dat hij maandenlang geen contributie had betaald. Mijn tegenwerping – ik kon het even niet laten – dat hij dus maandenlang wél had betaald, hoorde hij niet of hij wenste die niet te horen. – Fragment uit Het Instituut.