Mexico, het afgelopen decennium. Drugskartels verscheuren het land. Journalisten, politici en agenten staan voor een keuze: elke dag in doodsangst leven of je ziel verkopen aan de kartels. Sadistische moordpartijen, corruptie en The War on Drugs zijn voor miljoenen inwoners dagelijkse kost. Tegen deze achtergrond speelt Het kartel zich af. Adán Barrera, leider van het El Federacion-kartel, ontsnapt op spectaculaire wijze uit de gevangenis om zijn imperium weer op te bouwen. Er ontstaat een bloedstollend kat-en-muisspel tussen hem en DEA-agent Art Keller, met wie hij een verleden heeft. Winslow heeft bijna tien jaar lang onderzoek gedaan naar de werkwijze en ontstaansgeschiedenis van de kartels, waardoor hij op onnavolgbare wijze feiten en fictie weet te mengen. De gebeurtenissen in zijn roman komen dan ook vaak akelig dicht bij de werkelijkheid: slechts twee weken na de verschijning van Het kartel in de Verenigde Staten ontsnapte de beruchte leider van het Sinaloakartel, Joaquín 'El Chapo' Guzmán - naar wie Winslow Adán Barrera modelleerde - op Hollywoodachtige wijze via een tunnel uit de zwaarbewaakte Altiplano-gevangenis.