In deze roman wordt het leven geschilderd van 2 witten, verloren tussen de inheemsen op een eilandje in de Molukkengroep. Door de wereldcrisis verdreven uit de 'Westerse' wereld van Java, vestigen zij zich op een verlaten plantage om te trachten deze tot bloei te brengen. Luiheid van de bevolking, tegenwerking van het gouvernement en gebrek aan kapitaal doen deze onderneming mislukken. Het boek verwierf in 1946 de Van der Hoogt-prijs.