‘Ik droomde van Nimmerland, van Disneyland, van Oz en van andere landen die helemaal geen naam hadden, met sprekende beren en zwaanprinsen. Soms ving ik, in de slaperige gloed van de gaskachel, een glimp op van het kampvuur van Huck en Tom, daar op hun zandbank in de Mississippi. En soms veranderde ‘s nachts het gerammel van een langsrijdende vrachtwagen in de logge tred van een dinosaurus die, met zijn kop boven de telefoondraden, kwam aansjokken door de maanovergoten verlaten straten.’