Wat overleven zal is onze liefde
Vooral dankzij dit soort pakkende regels is Philip Larkin (1922-1985) de beroemdste Engelse dichter van de tweede helft van de vorige eeuw geworden. Tot de andere prettige eigenschappen van zijn poëzie horen de relatief eenvoudige taal en de onthoudbaarheid.
Bij zijn leven verschenen van Larkins hand drie volwassen bundels, die een goed beeld geven van zijn tijd, het opkrabbelen na de Tweede Wereldoorlog, en natuurlijk de jaren zestig, toen er ineens veel meer mocht. Ook weerspiegelen ze de gedachten van iemand die in de clinch gaat met de grote existentiële problemen.
Larkin was behoudend van aard, maar bleef niettemin voortdurend experimenteren. Zo ontwierp hij bijzondere rijmvormen, combineerde verschillende registers en bedacht nieuwe manieren van dichten over jazz en seks. De resultaten overgoot hij graag met een sausje van subtiele humor.
In Nederland werd deze dichter nog weinig vertaald, maar nu is er dus een fikse bloemlezing met een representatieve keuze van vroeg tot laat. Daarmee bewijst deze bundel de ironie van een andere typische Larkinregel: Books are a load of crap. Oftewel: ‘Boeken? Mag ik effe braken?’