1915. De jonge Giacomo Cordero woont met zijn familie in Prazzo, een arm dorpje in de Valle Maira in Italië. Hier leeft men van houtkap, landbouw en veeteelt. Het is een schamel bestaan: de jonge mannen vertrekken uit het dorp, huis en haard achterlatend, op zoek naar een inkomen. Als dan ook de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, blijven alleen nog de vrouwen en kinderen in armoede achter.
Giacomo’s machtige grootvader, die zijn rijkdom vergaart in de pruikenhandel en zijn vermogen in de oorlog alleen maar ziet groeien, draagt zijn kleinzoon Giacomo op om naar de verlaten valleien af te reizen en de achtergebleven vrouwen te overtuigen hun haar te ruilen voor stoffen, gebruiksvoorwerpen en kleine geldbedragen. Giacomo ontdekt hoe de vrouwen leven, hun waardigheid, liefde en hoe ze een zijn met de natuur. Zo leert hij de wereld met andere ogen te zien.