Het lied van de goden is het aangrijpende verhaal van de tot slaafgemaakte Flora van Makassar, die in de 18e eeuw als jong meisje in Oost-Indië wordt geroofd en door een voc-koopman wordt meegenomen naar de republiek. Door wanhoop, ontheemding en eenzaamheid gedreven wordt Flora steeds opstandiger en wordt ze zonder pardon op straat gezet en aan haar lot overgelaten. Dan volgt voor Flora een zwervend bestaan in een onbekende, gevaarlijke, witte wereld, dat eindigt in opsluiting in een Amsterdams tuchthuis. Parallel aan haar geschiedenis loopt die van de regent van het tuchthuis, Joachim van der Elst. Een man met een tomeloze ambitie. De wegen van Flora en Van der Elst kruisen elkaar op verschillende manieren. Flora vertrouwt de lijdensweg die ze heeft afgelegd aan het papier toe. Dit zal leiden tot de roemloze ondergang van Van der Elst. Het lied van de goden is op feiten gebaseerd en geeft een beeld van de nog relatief onbekende slavernij in de Oost en het tragische lot van de tot slaafgemaakten raakt die destijds legaal en illegaal werden meegenomen en in Nederland aan hun einde kwamen.