Amsterdam, 1943. Nadat de achttienjarige Emma getuige is geweest van een deportatie van Joodse mensen vanaf de Hollandsche Schouwburg, sluit ze zich aan bij het verzet. Ze legt zich toe op het vervalsen van persoonsbewijzen, vindt onderduikadressen voor twee jonge kinderen en raakt uiteindelijk betrokken bij de grootste bankroof ooit, vlak onder de neus van de bezetter.
Het lied van de merel laat op persoonlijke en tegelijkertijd universele wijze zien hoe kunst, ook wanneer we bijna onoverkomelijke tegenslagen ondervinden, onze belangrijkste reddingsboei kan worden.