Ik staar Nano aan. Hij heeft een lang, smal gezicht en een kleine neus. Zijn ogen zijn groot, zijn voorhoofd is rond en hoog. Als vanzelf leg ik mijn hand op mijn eigen voorhoofd. Ik voel hoe kort het is, hoe het naar achteren helt en hoe dik het bot van mijn wenkbrauwen is. Voor ik het weet, heb ik mijn andere hand naar Nano uitgestrekt en op zijn voorhoofd gelegd. Wie zijn deze mensen? Waar komen ze vandaan? 43.000 jaar geleden. Na een vreselijk ongeluk blijft Une, een neanderthalermeisje, alleen achter. Ze wordt gevonden door de stam van Nano, een groep moderne mensen (sapiens!) die door Europa trekt, op zoek naar een nieuwe plek om te wonen. Hoewel ze elkaar niet verstaan is Nano, de zoon van het stamhoofd, nieuwsgierig naar Une. Hij reist met haar naar het binnenste van de aarde waar ze Ohé hoopt te vinden, de moedergodin die alle antwoorden heeft. Na een teken van Ohé keren ze terug naar waar ze hun stammen hebben achtergelaten. Een verwoestende vulkaanuitbarsting zet verhoudingen en levens op het spel. Kunnen Une en Nano hun stammen redden?