‘Hoe vertel je een versplinterd verhaal? Door langzaam iedereen te worden. Nee. Door langzaam alles te worden.’ Het ministerie van Opperst Geluk neemt ons mee op een indringende reis door het Indiase subcontinent – van de nauwe straatjes in het oude Delhi en de blinkende winkelpromenades van deze snelgroeiende nieuwe wereldstad naar de besneeuwde bergen en de valleien van Kasjmir, waar oorlog vrede is en vrede oorlog, en waar zo nu en dan de ‘normaaltoestand’ wordt afgekondigd. Anjum, die eerst Aftab heette, rolt een versleten Perzisch tapijtje uit op de gemeentebegraafplaats waar ze haar intrek heeft genomen. We maken kennis met de onverbeterlijke Saddam Hussein, de onvergetelijke Tilo, en de drie mannen die van haar houden – onder wie Musa, wiens lot net zo nauw verstrengeld is met het hare als hun armen ooit waren. Tilo’s huisbaas, een van haar andere minnaars, is als waarnemend hoofd van de Inlichtingendienst gestationeerd in Kaboel. Dan zijn er de twee Miss Jebeens: de eerste werd geboren in Srinagar en werd daar toen ze vier jaar was begraven op de overbevolkte Begraafplaats der Martelaren; de tweede werd rond middernacht gevonden in New Delhi op een betonnen stoep in een kribbe van afval. Het Ministerie van Opperst Geluk is een aangrijpende liefdesgeschiedenis en een maatschappelijke aanklacht ineen, een hartverscheurend, duizelingwekkend verhaal, dat nu eens fluisterend, dan weer luidkeels wordt verteld, soms met een lach, soms door de tranen heen. De hoofdpersonen zijn allen beschadigd door de wereld waarin ze leven, maar hervinden hun kracht door de liefde die ze tegenkomen op hun pad, en door hoop te blijven houden. Ondanks hun kwetsbaarheid verliezen ze nooit de moed. Hun afzonderlijke, kleurrijke levens vervlechten zich in deze meeslepende, diepmenselijke roman, die de grenzen van de vertelkunst opnieuw definieert. Op elke pagina bewijst Arundhati Roy haar weergaloze schrijftalent. Arundhati Roy (1961) kreeg voor haar debuutroman De God van Kleine Dingen, die in meer dan veertig talen werd vertaald, in 1997 de Booker Prize. Sindsdien publiceerde Roy vijf non-fictieboeken. Het ministerie van Opperst Geluk, haar tweede roman, verschijnt twintig jaar na haar debuut. Ze woont in Delhi.