De roman speelt zich af in de periode 1914-2023. In 1929 verlaat een jongeman van veertien het verstikkende en kansloze milieu waarin hij is geboren. Hij veinst dat hij ‘een roeping’ heeft en treedt in een klooster. Op zijn achttiende verlaat hij dat klooster en maakt glanzend carrière bij een boekhandel/uitgeverij. Hij trouwt middenin de oorlog met een meisje dat in ‘de prins op het witte paard’ gelooft. Maar haar geloof wordt bruut verstoord doordat haar man, verslaafd aan de drank, een greep uit de kas doet en op staande voet wordt ontslagen. Er volgt een tijd van diepe armoede die nooit lijkt te eindigen, ook niet nadat de man weer een goed betaalde baan verovert. Maar haar kinderen missen door die armoede, ondanks hun uitzonderlijke talenten, allerlei mogelijkheden om zich te ontplooien. In 1998 overlijdt de man. Pas jaren daarna begint de jongste zoon zich af te vragen wat de oorzaak is geweest van dat ‘eeuwige geld-gebrek’, en gaat ernaar op zoek. Maar die zoektocht verloopt heel moeizaam. Het mysterie wordt dan ook niet opgelost, totdat in 2023 een dossier uit het Nationaal Archief alles verklaart.