Na de eerdere essays die bij uitgeverij Pegasus verschenen als ‘bijboekjes’ naast zijn vertalingen van Dostojevski en Tolstoi, richt Hans Boland (1951, Djakarta, laureaat van de Martinus Nijhoff oeuvreprijs voor literair vertalers) zich ditmaal op de derde grote prozaïst van de gouden, negentiende eeuw van de Russische literatuur, Anton Tsjechov (1860-1904). Met zijn esthetisch-taalkundige kanttekeningen bij 'De dertig beste verhalen' van Tsjechov, dat gelijktijdig met 'Het Nederlands van Tsjechov' verschijnt, rekent hij in dit hartstochtelijke maar toch nuchtere en humorvolle pleidooi meedogenlozer dan ooit af met misverstanden rond de vertaalkunst, vooroordelen betreffende de Nederlandse taal en mystificaties omtrent de Russische ziel c.q. het Russisch. Zo horen, zien en voelen we achter Tsjechov, en door hem heen, Чехов. *** Let op: deze uitgave verschijnt als 'bijboekje' bij 'De dertig beste verhalen' van Tsjechov (Athenaeum) ***