Tijdens de aanslagen van 9/11 was Jess Walter in New York, waar hij werkte aan de memoires van Bernard B. Kerik, de toenmalige hoofdcommissaris. Alles wat hij die dagen waarnam - de onwerkelijke gebeurtenissen, de idiote contrasten en de chaos - heeft hij weten te boekstaven in Het Nulpunt.
In deze Kafkaiaanse roman reconstrueert Walter de nadagen van 9/11 met behulp van het versplinterde geheugen van politieagent Brian Remy. Wanneer Brian Remy vijf dagen na de ramp ontwaakt uit een coma, merkt hij dat zijn waarnemingsvermogen erg vreemd werkt. Hij ziet vlekjes - als het dwarrelende puin dat van de ingestorte torens naar beneden viel - die voor eeuwig zijn beeld verstoren, en zijn geheugen hapert. Als Brian Remy zijn geschiedenis van 9/11 reconstrueert, is dat in eerste instantie een grote dwaaltocht, mede door de gaten in zijn geheugen.
Een aantal zaken kan hij niet plaatsen: het contact met zijn ex-vrouw verloopt moeizaam, de gesprekken met zijn collega Guterak hebben een voor hem vreemde inhoud en de opdracht, die Remy in het kader van de nationale veiligheid heeft gekregen, is hem volstrekt onduidelijk. Al helemaal van wie en wanneer hij die heeft gekregen. Tot overmaat van ramp doet zijn zoon Edgar net alsof zijn vader is omgekomen bij de aanslag: "Wat onderscheidt mij van een kind wiens vader is gestorven tijdens de ramp?" pareert Brian met: "Het feit dat ik nog leef?"
Wat volgt is een "histoire noir" waarin de personages focussen op alle onwezenlijke gebeurtenissen en op de altijd aanwezige rouw. "Hoe kan ieder verhaal een happy end hebben? vraagt een immigrant-serveerster aan twee Amerikanen. "Er moet toch altijd één iemand heel verdrietig zijn."
Het Nulpunt doorstaat met gemak de vergelijking met het werk van Joseph Heller, omdat Jess Walter met gitzwarte details en een zeker sarcasme vertelt over de chaotische dagen na de ramp. Een tragedie die zoveel ouders van kinderen het leven nam en die het denken over orde en veiligheid in de wereld voorgoed heeft veranderd.