Maar Theodora was geen gewone mol.
Ze was anders, apart en eigenaardig.
Waarom wist ze niet.
Haar uiterlijk was zoals alle andere mollen in het Graafland en de tunnels daaronder; een zachte, fluwelige vacht dat per seizoen varieerde van zwart tot grijs tot bruin; klein oogjes en oortjes; een geplooide spitse snuit en grote gravers met lange, sterke nagels eraan.
Er was niets wat haar zo bijzonder maakte.
Er was niets wat haar anders dan de andere mollen maakte.
Toch bleef haar gevoel aanhouden.