In de vroege ochtend van maandag 8 juli 1895 bezoeken de dertienjarige Robert Coombes en zijn twaalfjarige broertje een cricketwedstrijd. De vrijdag ervoor is hun vader naar zee gegaan. De jongens zijn met hun moeder achtergebleven. Tien dagen lang smijten de broers met geld en brengen waardevolle spullen naar het pandjeshuis. Al die tijd wordt er niets van hun moeder vernomen. De gealarmeerde politie treft in de slaapkamer een tafereel aan dat een golf van afschuw in de pers veroorzaakt.
In Het opzienbarende verhaal van Robert Coombes ontrafelt Kate Summerscale deze schokkende moordzaak. Een waargebeurd verhaal over moord en moraal in de Victoriaanse tijd en over het vermogen van de mens om het verleden achter zich te laten.