Al bijna haar hele leven woont Vera in een oude boerderij nabij Hamburg en toch voelt ze zich er niet thuis. Als kind ontvluchtte ze met haar moeder het oorlogsgeweld in Oost Pruisen, en ze blijft een vluchteling die nooit echt is aangekomen. Vera erft het grote koude huis, maar het lijkt niet van haar te willen zijn en ze laat het verkommeren.
Tot op een dag weer twee vluchtelingen voor de deur staan: Vera's nicht Anne met haar zoontje. Anne is gevlucht uit Hamburg, waar ambitieuze ouders hun kinderen als prijsbokalen door de straten dragen, en waar haar man van een ander houdt.
De trotse eenzaamheid van beide vrouwen wordt door het dorp gerespecteerd. En dat Vera en Anne meer gemeen hebben dan ze denken, wordt duidelijk als ze schoorvoetend beginnen met het opknappen van het weerbarstige huis.