Die tolk is Vrouwe Cao, verwante van - en in haar jonge jaren minnares van - de overleden auteur Cao Xueqin (1715-1763), wiens meesterwerk Droom van de Rode Kamer net voor het eerst in druk is verschenen: een roman waarnaar door velen is uitgezien en die gretig aftrek vindt.
Het Hof is hierover verontrust, het vreest onlusten, en die vrees is niet ongegrond: het regime is door en door corrupt en perst arme boeren uit. De oppercensor legt zijn functie neer en sluit zich aan bij de rebellen. Vrouwe Cao wordt boegbeeld van het Mingloyalisme, een beweging onder geletterden die de zittende dynastie weg wil hebben. De machtigste man in China ziet in haar welbespraaktheid een gevaar.
Maar het begint ermee dat Vrouwe Cao beleefde smeekschriften naar de troon stuurt en zich de chicanes van hoge hofdignitarissen laat welgevallen. Haar troef is dat zij de eerstvolgende gezant, Isaac Titsing, te Deshima (een handelspost bij Japan) heeft gediend; haar misdaad is dat zij als vrouw de ambitie koestert om een roman te schrijven, in de geest van haar vroegere leermeester Cao Xueqin.
Pim Wiersinga (1954), wiens epische Oudheidroman Gracchanten (1995) op één lijn is gesteld met het werk van Couperus en Vestdijk, debuteerde in 1992 met Honingvogels, dat genomineerd werd voor de AKO Literatuurprijs.