De vissershaven van Pernis en de overslaghaven Rotterdam waren slechts een
halve eeuw en luttele kilometers van elkaar verwijderd. Maar de afstand tussen
de Pernisse beugvisserij en de aanzwellende wereldhaven had niet groter kunnen
zijn. De beugtechniek, traditioneel en technisch uitontwikkeld, bracht zeevissers
voort die moed verenigden met ootmoed, eigenschappen die rederijen wisten te
waarderen. De Rotterdamse haven vroeg vooral om handen en trok werkvolk van
heinde en verre aan.
De lotgevallen van de Pernisse beugvissers Harmens en zijn zoon Albert aan wie
de Rotterdamse expansie niet voorbijging, vormen de rode draad.
Hun levens spelen zich af tussen 1850 en 1944 en staan in het teken van de
veranderingen die zich na de eeuwwisseling langs de Maasmond voltrekken.
Hoe een jonge zeeofficier in 1879 bij het Pernisse vissersvolk de kiem ontdekt voor
een vaderlands reveil als zeevarende natie, maar zijn plan met hen nooit zal
verwezenlijken. Hoe de godsvrucht het richtsnoer van de zeevissers blijft, ook als
ze definitief aan land komen. Hoe de Tweede Wereldoorlog bijdraagt aan de
legendevorming rond een van hen.