2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23, 29, 31, 37, 41, 43, 47, 53, 59, 61, 67, 71, 73, 79 … Het geheim van de priemgetallen houdt de mensheid al sinds de oude Grieken bezig. Herman Caeyers vond nieuwe formules waarmee de op het zicht ongeordende reeks priemgetallen zijn uit te rekenen. In de wiskunde zijn onbewezen stellingen vermoedens. Gebruikmakend van de formules komt de auteur nu voor twee beroemde vermoedens met een bewijs:
Het vermoeden van de priemtweelingen (1849): er zijn een eindeloos aantal priemparen die 2 van elkaar verschillen.
Het vermoeden van Goldbach (1752): elk even getal kan geschreven worden als de som van 2 priemgetallen.
Het bewijs is dermate verrassend dat het tot ongeloof leidde bij enkele vertegenwoordigers van de academische wereld. Dit kan niet, was de standaard reactie, of bedoelden ze: dit mag niet.
Caeyers besloot daarom zijn inzichten in romanvorm op te schrijven. Het levensverhaal van Marten Kwintens leidt via allerlei zijpaden in de kunst, muziek, vertaalsystemen en geheime diensten naar de wiskunde van de oude Grieken met als vernieuwende gedachte dat priem of niet-priem, net als deelbaarheid, een eigenschap zonder grootte is. Eindig en oneindig krijgen daarmee een nieuwe dimensie als in een ander paradigma.
De auteur wil met dit boek zijn bewijs voorleggen aan het publiek: het is zijn pleidooi. De lezer kan en mag nu zelf beslissen of hij de auteur wil geloven, of niet.
Voor het verhaal is geen wiskundige achtergrond nodig. Voor hen die meer willen weten is aan het eind van het boek het wiskundig bewijs toegevoegd, al is het voor het juiste begrip van de concepten raadzaam eerst het boek te lezen.