Een invloedrijke kunstcriticus reist naar het afgelegen eiland Houat, voor de Franse kust. Hij heeft zijn vroegere vriend en protégé Macalpine, de fameuze, getourmenteerde schilder, opgedragen zijn portret te schilderen. Macalpine heeft om onduidelijke redenen op het hoogtepunt van zijn roem Londen en de kunstwereld de rug toegekeerd. Terwijl de kunstcriticus model zit, denkt de schilder terug aan hun jarenlange vriendschap, het dubbelhartige karakter van zijn beschermheer, zijn grenzeloze macht waarmee hij carrières kon maken en breken, zijn in charme verpakte hartelossheid. Gevoelens van vriendschap en vertrouwdheid worden afgewisseld door woede en afkeer, als de schilder probeert de ware aard van de criticus in het schilderij te vangen. Gaandeweg verandert de aard van de relatie en daarmee ook de machtsverhouding. Uiteindelijk ontdekt de criticus, met desastreus gevolg, waarom de schilder deze opdracht heeft aanvaard en wat de ware toedracht is van zijn zelfgekozen ballingschap.