Een oude man maakt de balans op van zijn leven terwijl hij zijn laatste dagen slijt in een groot, leeg huis, met als enig gezelschap zijn trouwe bediende. Wetend dat 'spoedig het schot van de jager zal klinken', herinnert hij zich zijn voorspoed in de naoorlogse jaren, zijn gezin, zijn bouwbedrijf, zijn vrienden en maitresses. Die herinneringen zijn alles wat hem rest, maar 'wat hebben de herinneringen voor nut als ze alleen maar leed veroorzaken?' vraagt hij zich af.
Langzaam wordt hij bekropen door een schuldgevoel en door weemoed over degenen die hij lief had en zijn verdwenen. Wat resteert is een testament waarvan niemand erfgenaam zou willen zijn.
Langzaam wordt hij bekropen door een schuldgevoel en door weemoed over degenen die hij lief had en zijn verdwenen. Wat resteert is een testament waarvan niemand erfgenaam zou willen zijn.