Kort na de dood van zijn vader, Shasemé, begaat zijn zoon Toebé een grote vergissing. Uit de grafkuil van zijn vader ontvreemdt de jongeling een amulet die hij eerder, door een innerlijke stem gedreven, afstond.
De grafschennis blijft niet onopgemerkt en het amulet, een ivoren paardje, wordt door de leider van de stam van de Leeuwemensen als de grote boosdoener aangewezen. De eensluidende conclusie : 'Als het amulet de vloek van Shasemé draagt, kan het maar beter uit het kamp verdwijnen.' En dat geldt ook voor de eigenaar van het kleinood.
Bij zijn verbanning krijgt Toebé twee opdrachten mee. Hij dient zich te verzoenen met de beledigde ziel van zijn overleden vader, en hij moet de stam binnen het tijdsbestek van een jaar een sjamaan bezorgen. Slaagt hij er niet in deze dubbele opdracht binnen de vastgestelde tijd te vervullen, dan zullen de jagers van de stam de jacht op hem openen.
Zo begint voor Toebé een lange en gevaarvolle tocht door een wereld die vele geheimen herbergt. Maar ook : een tocht die de jongeling dwingt heel snel tot wasdom te geraken ...