Stad, bos
De stad is een bos. Hoog in de kruinen
uilen. Zie hun gele, vierkante ogen.
Maar ik b?n geen muis. Ik schiet
het struikgewas in, steegje, ril willekeurig.
Uit de gebutste heupfles de laatste slokken,
brandend met een hopeloos vuur. In mij
dooft alles. 'Op huis aan,' herhaal ik,
'op huis.' Het ruist
in de boomtoppen, ritselt rond mijn voeten,
allerlei onopmerkelijks vindt plaats,
en de avond, de nacht is koud,
koud maar zwart.
Mark Boog