In Het verboden rijk (1932) van J. Slauerhoff raken twee verhalen bijna onontwarbaar verstrengeld. We bevinden ons beurtelings in de zestiende en in de twintigste eeuw. In het ene verhaal is de hoofdpersoon de romantische figuur Camoes, een 16e-eeuwse Portugese dichter, die vanwege zijn verboden liefde voor de toekomstige bruid van de troonopvolger verbannen wordt naar China.
In het andere verhaal maken we de belevenissen mee van een 20e-eeuwse marconist, wiens levensgeschiedenis op een aantal punten een geheimzinnige gelijkenis vertoont met die van Camoes. Slauerhoff speelt in deze roman een intrigerend spel met verdubbelingen, hallucinaties en identiteiten.
Is de marconist een reïncarnatie van de om zijn liefde verbannen dichter Camoes? Of is de Camoes in deze roman niets anders dan het product van de door nachtmerries bezochte marconist?