Berlijn 1847-1848. Vijftienjarige Jette en haar zus Guste met haar zoontje wonen in een van de armste wijken van Berlijn. Het zijn zware tijden. Guste moet het dagelijks brood op straat verdienen terwijl Jette op haar neefje past. Boven hen woont Frieder, leerling-timmerman, met zijn moeder. Elke morgen liggen er bij Jette drie aardappels voor de deur. Zo laat Frieder merken dat hij verliefd op Jette is! Maar buiten de deur is de situatie weinig romantisch. De mensen verzetten zich steeds heftiger tegen de willekeur van de machthebbers en de almaar stijgende prijzen van de levensmiddelen. Als Frieder bij een opstand betrokken raakt, komt hij in de gevangenis terecht..