Het vogelkerkhof is de derde dichtbundel van Kees ’t Hart. Poëzie is voor hem een lokroep en een ritueel waarbij hij ongegeneerd put uit lage en hoge mythen. Met onder meer een ode aan de werken van Lord Lister, herinneringen aan mensen en dingen, en een wandeling naar het huis van de dichter, waar vogels één keer per jaar bij elkaar komen. Banale en extatische epiek en lyriek vallen samen in zijn gedichten, in een toon van verlangen en geheim.
Hij staat voor de deur en roept
Doe open doe open ik ben het
Ik ben de dichter doe open
Je moet naar me luisteren
Je moet naar me luisteren
Ik vertel je alles over geluk
En liefde en gelukkige dromen
Doe open ik ben het