De hoofdpersoon is Gieljan Beijen, een uit de klei van de Lek- en IJsselstreek getrokken natuurtalent, die het schopt tot dijkgraaf. Gieljan Beijen heeft het niet makkelijk: hij moet het opnemen tegen het water en het kruiende ijs, tegen de heren van Waterstaat met hun boekenwijsheid, tegen de boeren die hun eigenbelang niet aan het al gemeen belang opgeofferd willen zien, tegen de dominees die letterlijk Gods water over Gods akker willen laten lopen, tegen zijn heerszuchtige moeder, en ten slotte tegen zich zelf, want het houvast van het starre calvinisme is hij kwijt.
Een heel ander boek is Maria en haar timmerman. De woesteling Chris gaat steeds meer de goede kant op, zij het met vallen en opstaan en met hulp van de herbergiersdochter Maria, zonder wie hij het zeker niet gered zou hebben.