De geschiedenis van het weeshuis van Culemborg is een verhaal apart. Er is geen tweede weeshuis in Nederland dat zoveel stormen heeft moeten doorstaan. Zoals de Culemborgse bestuurders in de negentiende eeuw verzuchtten: 'Het weeshuis deelde in alle staatkundige en godsdienstige veranderingen die er in ons vaderland voorvielen.' Dit is het verhaal van misschien wel het duurste weeshuis uit de Nederlandse geschiedenis. Een weeshuis dat direct na zijn stichting in 1560 geconfronteerd wordt met een van de grootste crises in zijn bestaan: de Reformatie. Met harde hand dwingt de graaf van Culemborg de weeskinderen over te gaan op de gereformeerde leer. Het weeshuis is gelegen in een soeverein graafschap dat door zijn eigenaars wordt verpatst. Graven in geldnood loodsen de instelling rond 1700 naar de rand van de afgrond. Na 1795, wanneer revolutionairen de macht grijpen in het land en Culemborg wordt ingelijfd, staat het weeshuis regelmatig op de Haagse agenda. Tot tien maal toe bemoeit de regering zich met de inrichting ervan. Begin negentiende eeuw, als de godsdienststrijd in Culemborg hoog oplaait, komt onder druk van jezuïeten een unieke regeling tot stand: de 'vader' van het huis moet voortaan protestants zijn, de 'moeder' rooms-katholiek. Deze constructie zal in het verzuilde Nederland van de twintigste eeuw uitgroeien tot een loden last - één die het weeshuis tot zijn sluiting met zich mee moet dragen.