‘Als jij een vriend wilt, maak mij dan tam.’ ‘Hoe doe ik dat?’ vroeg de kleine prins. ‘Vooral door veel geduld te hebben,’ antwoordde de vos. De kleine prins woont op een piepklein planeetje, waar hij voor drie kleine vulkanen zorgt en voor een heel eigenwijze bloem. Op een dag gaat hij op reis. Hij komt langs zeven kleinere en grotere planeten, waar hij de wonderlijkste mensen ontmoet. Een zakenman, bijvoorbeeld, die alle sterren van het heelal probeert te sparen. Een koning die niemand heeft om de baas over te spelen, maar die dat wel graag zou willen. Een ijdeltuit die maar één ding verlangt: bewonderd worden. De zevende planeet is de aarde, waar de kleine prins midden in de woestijn een piloot tegenkomt, die daar een noodlanding heeft moeten maken. Aan deze piloot vertelt de kleine prins zijn verhaal. Hij vertelt over zijn planeetje, en over zijn bloem, die hij zo mist. Hij vertelt over de wonderlijke mensen die hij onderweg is tegengekomen, en over zijn ontmoeting met een vos, die hem wijze lessen heeft geleerd. Acht dagen lang zijn de kleine prins en de piloot samen, maar dan is het water op. Als ze niet willen omkomen van de dorst, moeten ze op zoek naar een bron. Zullen ze die vinden?