V erhalen over God, popmuziek en de liefde die de dood overwint. Pas twintig jaar na mijn beslissing bevond ik mij eindelijk in de backstageruimte van Rock Werchter tussen de echte artiesten. Ik zag Paul Weller lopen, Marilyn Manson, The Black Crows, die jongens van The Cure, en ook Jimmy Kerr van de Simple Minds die ik door de jaren heen was gaan haten. Die jongens kenden mij niet. Dit was voor hen de zoveelste show in een lange rij. Zij meenden dat dit alweer hún dag zou worden. Zij wisten niet dat dit mijn dag was. Men vergeve hen hun dwaling. Het was alsof de waarheid zelf eindelijk haar rechten kreeg. Ik had gedurende de jaren, maar het leken eeuwen, zitten nadenken over wat ik op dit eigenste moment ging meemaken. Desondanks zag ik ook de betrekkelijkheid in van het gebeuren. Het betrof hier tenslotte een optreden ergens in een wei waar dan wel tienduizenden mensen aanwezig waren maar dat aan de overgrote meerderheid van mijn volksgenoten voorbijging. Die zaten zich immers gewoon thuis te vervelen en hadden nog nooit van Jimmy Kerr of van Marilyn Manson gehoord. Popmuziek was een maatschappelijk fenomeen van belang geweest in de periode naar de Tweede Wereldoorlog als een zoveelste emanatie van volksemancipatie. De mensen dachten dat ze gelukkig waren. Ze hadden zich losgerukt van het oude juk, van al wat vooroorlogs was, van alles wat middeleeuws was en ideologisch, want die nieuwe ideologieën van de negentiende eeuw waren in al hun romantiek even middeleeuws gebleken als bijvoorbeeld de geschriften van Thomas van Aquino of Augustinus.