In Het Zussenboek maken Stine en Lotte de lezer deelgenoot van de bijzondere relatie tussen zussen, hun symbiose, hun identiteit, hun ontwikkeling met en zonder elkaar. Ze kenschetsen hun relatie met steekwoorden als onvoorwaardelijk, steun, plezier, kletsen, altijd beschikbaar. En soms ook onderlinge competitie, jaloezie, geruzie. Maar de eerste reeks typeringen overheerst uiteindelijk altijd. ‘Op een of andere manier ben je nooit alleen op de wereld.’ Maar de zusjes Jensen zouden de zusjes Jensen niet zijn als ze niet verder kijken dan het persoonlijke. Zo zetten ze het begrip rivaliteit in een psychologisch kader; ze plaatsen het zusterschap in een historisch en filosofisch perspectief; ze analyseren de beeldvorming van zussen aan de hand van films en literatuur; ze kijken naar tweelingen in de kunst en naar zingende en sportende zussen.