Ook andere, meer objectieve omstandigheden moeten Poesjkins betrokkenheid bij de nationale en Europese geschiedenis hevig hebben geprikkeld. Bij zijn geboorte was Catharina II de Grote nog geen drie jaar dood. De keizermoord waaraan zij haar troonsbestijging te danken had, was gedurende een halve eeuw een angstvallig bewaard staatsgeheim, en daarmee voor Poesjkin een bron van niet aflatende, kritische interesse – temeer daar hij zijn lyceumjaren doorbracht op Catharina's buiten te Tsaardorp. Catharina's zoon en opvolger, Paul I, was net als zijn vader Peter III vermoord (Poesjkin was twee toen het gebeurde); het gedicht waarin Poesjkin die gebeurtenis thematiseert, 'Vrijheid', werd de directe aanleiding voor zijn zes jaar durende verbanning. Toen hij dertien was viel Napoleon Rusland binnen en bezette de oude hoofdstad, tevens Poesjkins geboortestad, Moskou; Poesjkin zwaaide bij wijze van spreken de Russische troepen uit die vanuit de nieuwe hoofdstad, Sint-Petersburg, de Fransen gingen verjagen en een jaar later zegevierend konden worden binnengehaald – waarmee de Russische natie zichzelf definitief op de wereldkaart zette. Dertien jaar later vond de Decemberopstand plaats, een tragisch dieptepunt in de Russische geschiedenis van de negentiende eeuw, en een voorafschaduwing van wat er in 1917 zou gebeuren. Tal van Poesjkins vrienden en kennissen namen deel aan de mislukte rebellie en werden daarvoor zwaar gestraft, met de galg, dwangarbeid en / of verbanning naar Siberië dan wel de Kaukasus.
Zelf zou Poesjkin een spectaculaire pagina aan de vaderlandse geschiedenis toevoegen, toen hij in een duel met de aristocratische Franse gigolo van de Nederlandse gezant van koning Willem I, Jacob baron van Heeckeren, werd doodgeschoten – een geschiedenis die in Nederland nog vele jaren als parlementaire kwestie zou doorsudderen.
Poesjkins non-fictionele proza beslaat naast zijn briljante verhandeling over de opstand van Poegatsjov – briljant als moderne, in wetenschappelijk en stilistisch opzicht onberispelijke analyse van een chaotische, tot dan toe nauwelijks ontgonnen historische periode – ook een reeks min of meer losse aantekeningen over allerlei personen en gebeurtenissen van nationale betekenis. Deze krijgen een grote extra waarde omdat ze zijn opgetekend door de nationale dichter, een buitengewoon scherpzinnig en nieuwsgierig ooggetuige, kind aan huis aan het Russische hof en aan de ambassades van de grote Europese mogendheden, en een persoonlijke kennis – vriend dan wel vijand – van vrijwel iedereen die er wat toe deed in de Russische politieke, kunstzinnige en wetenschappelijke wereld van zijn tijd. Om diezelfde reden zijn Poesjkins dagboekaantekeningen van eminent belang voor iedereen die is geïnteresseerd in de geschiedenis van Rusland. Zijn beschouwingen over Tacitus en de eerste Europese cholera-pandemie, zijn schets van de ontwikkeling van de Franse staatsinrichting, zijn liefdevolle herinneringen aan Karamzin en Djerzjavin: dat alles geeft ons een indruk van de ongelooflijke spanwijdte van zijn denken. Zijn beide reisverslagen ten slotte lijken die van een eenentwintigste-eeuwer op reis door een wereld van twee eeuwen geleden.
"Poesjkin heeft de opstand van Poegatsjov kritisch en nauwkeurig onderzocht en vervolgens helder en objectief beschreven. Dat lijkt heel gewoon, maar is wonderbaarlijk. In de vroege negentiende eeuw moest het historische métier nog vorm krijgen en het verleden werd vooral gebruikt voor een romantische vlucht uit de werkelijkheid. Poesjkin werd bij zijn werk ook nog op de vingers gekeken door een strenge en bekrompen tsaar. Toch weet hij zich te manifesteren als een van de eerste moderne geschiedschrijvers van Europa." - Bruno Naarden, em. hoogleraar Russische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.