Zet zeven maçons samen en je hebt acht meningen. Maar in verenigde onenigheid trachten zij de wereld ten goede te beïnvloeden. Ze bouwen aan een utopie, komen tot wat nog niet is maar beter zou zijn... Maar hoe diep is de kloof tussen praat en daad?
In hoeverre moet je al maçon zijn voor je gevraagd wordt voor ‘de loge’? In welke mate kan je nog schaven aan jezelf? Met andere woorden, hoe ruw is de steen wanneer je je intrede doet in een werkplaats en onder de hamer en beitel gaat? Wie hanteert trouwens het gereedschap ter vervolmaking? Is het ieder voor zich of zijn er verscholen leiders die de moker bedienen?
Rudolf Hecke neemt je in Hoe ruw is de steen? mee in de tempel, de vochtige kamer en het dagelijkse profane leven van chirurgen, advocaten, hoogleraars, politici, journalisten, kunstenaars, vakbondsmensen, arbeiders, kortom de zichtbare en onzichtbare maçons. Met de vinger aan de pols, de witte handschoen op het hart, spreken een vijftigtal broeders, zusters van alle rangen maar ook afvalligen, verstrooiden en in-slaap-gestelden zich openlijk uit. De blinddoek gaat af. Voorgoed?