Pleidooi voor de verbeeldingskracht Bij het lezen van een is het steeds gebruikelijker te denken dat de schrijver het verhaal zelf heeft meegemaakt. Niet alleen de ‘gewone’ lezer doet dat, ook in recensies en beschouwingen wordt de schrijver steeds vaker aangesproken op het verhaal, niet op de roman. Het prikkelde Manon Uphoff om op een rij te zetten waar het de schrijver, en vooral: waar het het boek om te doen is. Hoe zelfstandig kan het boek nog zijn? Elk boek draagt zijn leeswijzer impliciet met zich mee: het is de taak van de lezer die te achterhalen. Maar het lijkt er tegenwoordig op dat lezers die moeite vaak niet willen doen. Lezen lijkt soms vrijblijvend geworden. Maar waarschijnlijk betrappen we hier het verschil tussen literatuur en lectuur. Want bij een goed boek is er sprake van een contract tussen schrijver, boek en lezer. En wanneer een van die drie zich niet aan de afspraken houdt, kan het spannend worden. Uphoff zoekt naar bijzondere lezers, bijzondere boeken, bijzondere schrijvers en laat zo zien waar het de literatuur om te doen is: Hoe te lezen is vooral een pleidooi voor de verbeeldingskracht van de literatuur: verplicht leesvoer voor iedereen die van boeken houdt. Over De spelers: ‘In De spelers vlecht Uphoff het persoonlijke en politieke zo knap ineen dat de tragiek van de weerbarstige liefde tussen Manja en J. uitstijgt boven het particuliere.’EDITH KOENDERS, DE VOLKSKRANT ‘Een verfrissend geluid tegen oer-Hollands moralisme.’ JEROEN VULLINGS, VRIJ NEDERLAND Manon Uphoff (1962) begon als schrijver van korte verhalen. Ze ontpopte zich tot romancier (Gemis, Koudvuur) en essayist (Hij zegt dat ik niet dansen kan). Werk van haar werd genomineerd (zowel voor AKO Literatuurprijs als Libris Literatuurprijs) en verfilmd (De vanger). Vorig jaar verscheen haar indrukwekkende roman De spelers.