De moderne poëzie begint met Guido Gezelle. In zijn onvermoeibare streven de glorie van de schepping uit te zingen, liet de Brugse priester-dichter het Nederlands klinken als nooit tevoren. Met zijn klanken vormexperimenten, waarmee hij de vogels kon laten kwinkeleren, de wind kon laten bulderen en de kou kon laten snerpen, was Gezelle de ontwikkeling van de poëzie vaak decennia vooruit. Behalve een moderne dichter was Gezelle ook een onstuimige politieke denker en een standvastige traditionalist, die niets moest hebben van de moderne techniek. Maar of hij nu een strijdkreet lanceerde of een banvloek uitsprak over de stoomtrein of de fiets, altijd oogde zijn poëzie even fris en sprankelend.
In de bloemlezing Hoger dan de sterren wordt een portret geschetst van Gezelle in al zijn dichterlijke gedaanten. Van het 'krinklende winklende waterding', via het daverende 'stoomgevaarte', tot 'Dien avond en die rooze'.
In de bloemlezing Hoger dan de sterren wordt een portret geschetst van Gezelle in al zijn dichterlijke gedaanten. Van het 'krinklende winklende waterding', via het daverende 'stoomgevaarte', tot 'Dien avond en die rooze'.